Vitale functies: verschil tussen versies

Uit Eerste Hulp Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken
[gecontroleerde versie][gecontroleerde versie]
Regel 18: Regel 18:
  
 
==De luchtweg==
 
==De luchtweg==
 +
De luchtweg(en) kunnen beoordeeld worden op de doorgankelijkheid. De belangrijkste parameters zijn dan ook: een wel of niet vrije luchtweg. EEn vrije luchtweg is vrij van vreemde voorwerpen, met intacte reflexen om de luchtwegen vrij te houden, zonder bijgeluiden of risico op een bedreiging van de luchtwegen.
 +
<br>
 +
Een niet vrije luchtweg kan geheel of gedeeltelijk geblokkeerd zijn. Een volledig belemmerde luchtweg kenmerkt zich door afwezigheid van een luchtstroom aan de mond en de onmogelijkheid te ademen, spreken of hoesten.
 +
<br>
 +
Een gedeeltelijke belemmering van de luchtweg kenmerkt zich door bijgeluiden bij de ademhaling, vaak een gierend geluid, soms gorgelende geluiden. Er is vaak wel de mogelijkheid om te spreken of te hoesten, zij het beperkt.
  
 
==De ademhaling==
 
==De ademhaling==

Versie van 13 mei 2011 om 20:31

Auteur: Pim / Supervisor: Pim / Co-auteur: [[]] / Niveau: Beginner/Gevorderd / Paginastatus: Incompleet. Laatste bewerking: Pim. Zie ook Handleiding.

Eerste Hulp Wiki zoekt schrijvers! Schrijf jij ook mee?

Onder 'Vitale functies' worden de belangrijkste functies verstaan die essentieel zijn voor behoud van het leven. Stoornissen in de vitale functies leiden per definitie in lange of korte tijd tot het intreden van de dood. Een stoornis in één van de vitale functies zal leiden tot stoornissen in één of meerdere andere vitale functies.

De belangrijkste vitale functies die we onderscheiden zijn:

  • (De luchtweg)
  • De ademhaling
  • De circulatie
  • Het bewustzijn

Deze samenhang tussen deze functies is essentieel om te kunnen functioneren. Valt een van de functies uit of treedt hierin een stoornis op, dan zullen de andere functies daaronder lijden. Zo zal bijvoorbeeld bij het wegvallen van de circulatie bij een hartstilstand op korte termijn leiden tot verlies van het bewustzijn, het dichtvallen van de luchtweg en het stoppen van de ademhaling. Een volledige belemmering van de luchtweg maakt het niet mogelijk om te ademen, waardoor er een zuurstoftekort optreedt en het bewustzijn uitvalt. Daarna zal ook het hart door het zuurstoftekort niet meer in staat zijn om de circulatie te onderhouden en treedt een hartstilstand op en overlijdt het slachtoffer.

De luchtweg

De luchtweg(en) kunnen beoordeeld worden op de doorgankelijkheid. De belangrijkste parameters zijn dan ook: een wel of niet vrije luchtweg. EEn vrije luchtweg is vrij van vreemde voorwerpen, met intacte reflexen om de luchtwegen vrij te houden, zonder bijgeluiden of risico op een bedreiging van de luchtwegen.
Een niet vrije luchtweg kan geheel of gedeeltelijk geblokkeerd zijn. Een volledig belemmerde luchtweg kenmerkt zich door afwezigheid van een luchtstroom aan de mond en de onmogelijkheid te ademen, spreken of hoesten.
Een gedeeltelijke belemmering van de luchtweg kenmerkt zich door bijgeluiden bij de ademhaling, vaak een gierend geluid, soms gorgelende geluiden. Er is vaak wel de mogelijkheid om te spreken of te hoesten, zij het beperkt.

De ademhaling

Parameters van de ademhaling

Ademfrequentie

De ademfrequentie beschrijft het aantal keren dat in minuut een volledige ademcyclus wordt doorlopen: de tijd om 1x in en uit te ademen (in- en expiratie). De ademfrequentie wordt uitgedrukt in ademhalingen per minuut. Voor een volwassene is 12-16 ademhalingen per minuut een normale waarde. Bij kinderen liggen die waarden hoger, als gevolg van kleiner longvolume ten opzichte van het lichaamsoppervlak.

Leeftijd Ondergrens Bovengrens
Pasgeborene 30/min 40/min
Zuigeling 20/min 40/min
Peuter 15/min 30/min
Kleuter 20/min 25/min
Schoolkind 18/min 20/min
Adolescent 12/min 18/min

Teugvolume

Het teugvolume beschrijft de hoeveelheid lucht die per inademing (inspiratie) de mond passeert. Aan de hand van het teugvolume en de ademfrequentie kan men het ademminuutvolume berekenen, ofwel, de totale hoeveelheid lucht die geinspireerd wordt.

Saturatie en weefselkleur

De saturatie beschrijft het percentage van de hemoglobinemoleculen in het bloed dat is verzadigd met zuurstof. Dit wordt uitgedrukt in een percentage. De normale waarde hiervan is 94-99%. De saturatie kan bepaald worden met een saturatiemeter, ookwel pulseoxymeter genoemd. Ook kan in het laboratorium de saturatie met speciale apparaatuur bepaald worden bij afname van een arterieel bloedgas. Daarnaast is het mogelijk om een globale inschatting te maken van de saturatie door de kleur van de slijmvliezen te observeren.

De circulatie

Parameters van de circulatie

Hartfrequentie

De hartfrequentie wordt uitgedrukt in het aantal volledige hartcycli per minuut. Een hartcyclus bestaat uit een diastole (vullingsfase) en de systole (de uitdrijvingsfase). Tijdens de systole verlaat er bloed het hart.


Leeftijd Ondergrens Bovengrens
Pasgeborene /min /min
Zuigeling /min /min
Peuter /min /min
Kleuter /min /min
Schoolkind /min /min
Adolescent /min /min

Polsvulling

De polsvulling is een subjectieve waarde die iets zegt over de kracht van de pols, ofwel hoe krachtig de hulpverlener de pols voelt pulseren bij palpatie van de polsslagader. De polsvulling kan bijvoorbeeld door shock afgenomen zijn, de pols voelt dan zwak of 'week'.

Bloeddruk

De bloeddruk geeft aan onder welke onder en bovendruk de doorbloeding van de weefsels plaatsvind. De bloeddruk is dan ook noodzakelijk om een goede doorbloeding van de weefsels te geven en dus een aanvoer van bloed en zuurstof. De bloeddruk bestaat uit twee waarden:

  • Systolische druk (of bovendruk): de maximale druk in het slagader aan het einde van de uitdrijvingsfase van het hart.
  • Diastolische druk (of onderdruk): de minimale druk in de slagader aan het einde van de rustfase van het hart, voordat de nieuwe uitdrijvingsfase begint.

Voor een volwassene is een normale bloeddruk 120/80 mmHg, waarbij de eerste waarde de systolische bloedruk is (bovendruk) en de tweede waarde de diastolische druk (onderdruk). De bloeddruk wordt gemeten in millimeters kwik. De bloeddruk is een lastig te interpreteren waarde en heeft voor de eerstehulpverlener geen meerwaarde in het veld. Omdat er veel variatie is in bloeddruk, bijvoorbeeld door een te hoge bloeddruk (hypertensie) zegt een normale waarde op straat weinig, immers kan iemand normaal een bloeddruk hebben van 190/120 mmHg, terwijl je op straat een bloeddruk meet van 110/70 mmHg meet. Het slachtoffer kan met een ogenschijnlijk normale bloeddruk toch al in shock zijn.

Weefselkleur en capillairy refill

De kleur van de weefsels zegt iets over de doorbloeding van het weefsel. Indien een weefsel mooi roze is betekent dat (meestal) dat de doorbloeding goed is en dat het bloed goed van zuurstof voorzien is. Echter, wanneer een weefsel bleek is, grauw of zelfs wit, dan is er waarschijnlijk een verminderde doorbloeding van het weefsel. Soms is het weefsel daarbij ook blauwig, als teken van een slechte zuurstofsaturatie in het bloed.

Men kan de doorbloeding ook testen met de capillary refill, door het nagelbed 5 seconden stevig in te drukken tot het wit weg trekt en dan te kijken hoe snel de normale kleur weer terugkeert. Dit is echter niet betrouwbaar bij een slachtoffer met koude handen.

Het bewustzijn

Parameters van het bewustzijn

Glasgow Coma Scale of AVPU