Reanimatie

Uit Eerste Hulp Wiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Auteur: Pim / Supervisor: Pim / Co-auteur: [[]] / Niveau: Beginner / Paginastatus: In opbouw. Laatste bewerking: Rianne Domburg. Zie ook Handleiding.

Eerste Hulp Wiki zoekt schrijvers! Schrijf jij ook mee?


Reanimeren is het kunstmatig overnemen van de ademhaling en de circulatie bij een slachtoffer met een ademhalingsstilstand of circulatiestilstand. Soms wordt ook gesproken over Cardiopulmonale Resuscitatie of afgekort CPR. Alle handelingen bij reanimatie worden vaak samen Basic Life Support genoemd.

Ga direct naar:


Inleiding

Een circulatiestilstand wordt gedefinieerd als een fatale gebeurtenis, waarbij het hart geen effectieve output meer heeft, waardoor de patiënt snel zal overlijden. Per jaar overlijden in Nederland ca. 130.000 personen. Van de totale groep overleden personen sterven ongeveer 15.000 personen aan de gevolgen van een circulatiestilstand. Dit geeft een indruk over het potentiële aantal te redden personen. De oorzaak van een circulatiestilstand kan divers zijn. Meestal is een hartinfarct de oorzaak. Als gevolg hiervan kan ventrikelfibrilleren optreden. Dit is het snel en onsamenhangend samentrekken van de hartspiercellen, waarbij er geen effectieve cardiac output is. Zonder behandeling door deskundigen is dit dodelijk. Om de tijd tot aan de behandeling te overbruggen is de reanimatie bedacht.

Pathofysiologie

Zodra er een circulatiestilstand op treedt, vindt er geen zuurstoftransport meer plaats naar de verschillende organen. Hierdoor kan onherstelbare schade ontstaan. Het meest kwetsbaar hiervoor zijn de hersenen. Al na ongeveer 4 minuten circulatiestilstand kan onherstelbare schade in de hersenen optreden. Ook de hartspier zelf en de nieren zijn erg gevoelig voor een verminderd zuurstofaanbod. Een circulatiestilstand wordt veroorzaakt door een hartritmestoornis, zuurstoftekort in de hartspier (myocard) of directe schade aan het hart als gevolg van stomp trauma of penetrerend letsel. Vaak is er een combinatie van zuurstoftekort in de hartspier, met een ritmestoornis als gevolg. De oorzaak van een circulatiestilstand kan primair in het hart gelegen zijn, zoals bij een myocardinfarct of een hartritmestoornis, waarbij de pompfunctie van het hart wegvalt. Daarnaast kunnen ook factoren elders in het lichaam zorgen voor een circulatiestilstand, zoals shock waarbij er onvoldoende circulerend bloedvolume is of waarbij de circulatie als gevolg van een obstructie belemmerd is. Wanneer er een ademstilstand optreedt als gevolg van een luchtwegbelemmering, door schade aan het ruggenmerg of als gevolg van schade aan de hersenen zal dit leiden tot zuurstoftekort in het lichaam met als gevolg dat het myocard onvoldoende bloed en zuurstof aangevoerd krijgt en er schade optreedt. Een steekwond in het hart of een ernstig letsel van de thorax kunnen ook directe schade aan de hartspier geven waardoor deze niet langer normaal functioneert.

Doel van reanimatie

Bij een reanimatie wordt de pompwerking van het hart nagebootst. Dit gebeurt door het sternum (borstbeen) richting de wervelkolom te drukken. Hierdoor worden de longen samengedrukt waardoor er bloed via het hart in de circulatie terechtkomt. Zodra de druk van het borstbeen wordt afgehaald, zuigen de longvaten zich weer vol met bloed uit de beide venae cavae. De kleppen in het hart zorgen voor een bloedstroom in de juiste richting. Deze cyclus herhaalt zich als het borstbeen weer wordt ingedrukt. Als deze compressies goed worden uitgevoerd, kan maximaal 30% van de normale circulatie worden geëffectueerd. Dit lijkt weinig, maar hiermee kan wel aan het doel van de reanimatie worden voldaan, namelijk de tijd overbruggen totdat professionele hulp arriveert.

Achtergrondinformatie bij reanimatie

Airway, breathing en 112 bellen

Het is van belang bij de controle van de ademhaling de luchtweg goed vrij te maken door middel van de kinlift. Wanneer de kinlift niet goed wordt uitgevoerd is er geen sprake van een vrije luchtweg en kan bij een bewusteloos slachtoffer de ademhaling niet goed beoordeeld worden. Indien er sprake is van een trauma, dan wordt de kinlift uitgevoerd zonder het hoofd naar achteren te kantelen.

In de eerste minuten na het ontstaan van een circulatiestilstand kan het zo zijn dat het slachtoffer op een abnormale manier ademt (agonale ademhaling of gasping). Zo kan het zijn dat hij amper ademt, zeer onregelmatig ademt of erg luidruchtig naar lucht hapt. Dit moet worden herkent en als teken van een circulatiestilstand worden opgevat. Snel beginnen met de reanimatie is dan ook vereist. Kijk op de pagina over agonale ademhaling voor een videofragment.

Vlak na een circulatiestilstand kunnen ook trekkingen voorkomen. Bij een slachtoffer dat niet bekend is met epilepsie, moet dit worden opgevat als onderdeel van de circulatiestilstand. De trekkingen zijn meestal niet symmetrisch, dat wil zeggen dat niet beide lichaamshelften dezelfde beweging maken. De trekkingen zijn een reactie op zuurstoftekort in de hersenen.

Het is goed mogelijk dat je twijfelt of er wel of geen circulatiestilstand is. Onderzoek heeft uitgewezen dat ten onrechte beginnen met reanimatie bij een slachtoffer dat geen circulatiestilstand heeft, vrijwel nooit schade oplevert. Niet starten met reanimatie bij een circulatiestilstand is altijd dodelijk. Daarom moet je bij twijfel starten met reanimatie en doorgaan tot er professionele hulp is.

Het waarschuwen van 112 is een essentieel onderdeel van het reanimatieprotocol. Immers, wanneer er geen professionele hulp wordt ingeschakeld komt de keten van overleven tot stilstand en dalen de overlevingskansen van het slachtoffer drastisch. Essentieel is om een duidelijke melding door te geven, waarbij wordt aangegeven dat het om een reanimatie gaat, de locatie, en de geschatte leeftijd van het slachtoffer. Bij een reanimatie komen altijd twee ambulances ter plaatse.

Borstcompresssies

Handplaatsing op de borstkas.
Uitvoering van reanimatie met AED.

Een goede techniek is vereist om effectief te kunnen reanimeren. Zo wordt immers het beste resultaat bereikt met betrekking tot de circulatie en tevens is de kans op het ontstaan van verder letsel (bijvoorbeeld ribbreuken of inwendig letsel) het kleinst.

Het slachtoffer dat gereanimeerd moet worden, moet altijd op zijn rug liggen. Tevens is een harde, niet indrukbare ondergrond vereist. Bij een zachte ondergrond, zoals een matras, druk je het lichaam van het slachtoffer in het matras, in plaats van het indrukken van de borstkas. Hierdoor is de reanimatie niet efficiënt. Bij een te zachte ondergrond kan het slachtoffer van het bed gehaald worden doormiddel van de Rautekmanoeuvre. Het verplaatsen van de patiënt moet de start van de reanimatie echter niet teveel vertragen. Sommige patiënten in een verzorgings- of ziekenhuis liggen op een luchtmatras, deze matrassen hebben vaak een speciale CPR-knop, waardoor de lucht snel uit het matras gehaald kan worden en verplaatsing van het slachtoffer niet nodig is. Vaak zijn er in ziekenhuizen ook speciale reanimatieplanken aanwezig die tussen patiënt en bed geschoven kunnen worden om een harde ondergrond te creëren. Tevens beschikken de meeste ziekenhuisbedden over een knop waardoor het bed automatisch in de reanimatiestand gaat.

Het is belangrijk dat de druk loodrecht op het midden van het borstbeen wordt uitgeoefend, Er mag geen druk worden uitgeoefend op de bovenbuik of op het processus xiphoïdeus (onderste punt sternum). Het risico is dat het processus xiphoïdeus afbreekt en dat kan schade aan longen, maag of lever veroorzaken.

De beste positie om te reanimeren is zittend op beide knieën naast het slachtoffer, zo dicht mogelijk tegen de bovenarm aan. Vanaf welke zijde de reanimatie plaatsvindt, maakt niet uit. Wel is het goed om het aan beide kanten te oefenen, omdat je niet voor het uitkiezen hebt hoe een slachtoffer uiteindelijk ligt. Onnodig verplaatsen kost immers tijd!

Het geven van borstcompressies gebeurt met gestrekte armen, die loodrecht op het sternum staan. De beweging komt vanuit de heupen en schouders van diegene die reanimeert. Voor het uitoefenen van druk gebruik je je eigen lichaamsgewicht. Het sternum wordt loodrecht in de richting van de wervelkolom gedrukt. Dit gebeurt geleidelijk waarbij het indrukken van het sternum net zo lang moet duren als het omhoog komen. Dit omhoog komen zal spontaan gebeuren. Stotende of onregelmatige bewegingen moeten worden vermeden.

Bij een volwassene moet het sternum ongeveer 5-6 cm worden ingedrukt. Na elke borstcompressie mag er geen enkele druk op het sternum staan, maar de handen mogen ook niet los komen. Als er nog wel druk wordt uitgeoefend op het sternum terwijl deze naar boven komt, is er sprake van ‘leunen’. Dit voorkomt een goede ‘sponswerking’ van de longen en daardoor heeft het als gevolg dat er minder bloed zal worden rondgepompt.

De frequentie van de borstcompressies is 100 keer per minuut tot maximaal 120/min. Dit komt neer op iets minder dan 2 keer per seconde. Met elke 30 borstcompressies ben je dus 18 seconden bezig. Na deze borstcompressies worden er 2 beademingen gegeven in 2 pogingen, als een beademing niet is gelukt wordt niet opnieuw geprobeerd. Binnen 5 seconden vanaf het moment dat er wordt gestopt met borstcompressies voor het geven van de beademingen, moet er weer worden begonnen met borstcompressies. Een totale cyclus moet dus 23 seconden duren.

De borstcompressies mogen zo min mogelijk onderbroken worden. Tijdens de onderbrekingen daalt de opgebouwde bloeddruk en daarmee de doorbloeding van de vitale organen. Onderzoek heeft uitgewezen dat langere onderbrekingen van de borstcompressies gepaard gaan met slechtere uitkomst na een circulatiestilstand. Dit betekent dat men na het vaststellen van een circulatiestilstand zo snel mogelijk start met borstcompressies, door de controles kort te houden en niet langer dan 10 seconden de ademhaling te controleren. Daarnaast worden de borstcompressies niet langer dan 5 seconden onderbroken om 2 beademingen te geven en gaat men door met het geven van borstcompressies tijdens het plaatsen van de elektrodes van de AED.

Beademingen

Om er voor te zorgen dat ook de longen van het slachtoffer geventileerd worden tijdens de reanimatie, worden er beademingen gegeven in de rustfase tussen de 30 borstcompressies. De lucht om ons heen bevat ongeveer 21% zuurstof, de lucht die wij uitademen bevat nog 16% zuurstof. Uitgeademde lucht bevat nog voldoende zuurstof om een slachtoffer mee te beademen. Tussen de borstcompressies worden 2 beademingen gegeven. Om een effectieve beademing te kunnen geven dient men eerst luchtweg vrij te maken door het toepassen van de chinlift.

Chinlift

Bij een slachtoffer dat bewusteloos is, zal door verslapping van de spieren de tongbasis in de luchtweg zakken en deze blokkeren. Hierdoor is het niet mogelijk om de ademhaling te controleren of om beademingen te geven. Door het uitvoeren van een chinlift kan men de luchtweg vrijmaken zodat het mogelijk is om de ademhaling te controleren of effectieve beademingen te geven. Daarnaast zal een bewusteloos slachtoffer met een geblokkeerde luchtweg stikken en daardoor snel komen te overlijden.

Beademen

Uitvoering van reanimatie met AED.

Zodra de luchtweg vrijgemaakt is doormiddel van de chinlift kunnen de beademingen gegeven worden. Er wordt tussen de 0,4 en 0,6 liter lucht ingeblazen.

Indien beademen niet lukt of de borstkas niet omhoog komt: kijk in de mond van het slachtoffer naar vreemde voorwerpen of obstructies en verwijder deze. Controleer of de chinlift goed is uitgevoerd.

Er worden tijdens de beademingsfase slechts twee pogingen gedaan om te beademen. Lukt er een beademing niet, doe dan geen nieuwe poging, maar ga gewoon verder met het geven van borstcompressies. Het inblazen van lucht moet rustig en gelijkmatig gebeuren. Indien er te snel of met te veel kracht beademd wordt, bestaat er het risico dat het slachtoffer gaat braken en braaksel in de longen terecht komt (aspiratie). Het slachtoffer moet dan zo snel mogelijk op de zij gelegd worden zodat het braaksel uit de mond kan. Maak de mondholte na het braken leeg om te voorkomen dat er braaksel in de luchtwegen komt.

Er kunnen zich omstandigheden voordoen dat beademen niet mogelijk is, of dat beademen risico’s voor de hulpverlener met zich meebrengt (zie ook hulpmiddelen bij reanimatie). In dat geval mag je ononderbroken borstcompressies geven met een frequentie van 100 keer per minuut tot maximaal 120/min.

Reanimatie onder bijzondere omstandigheden

Trauma

De uitkomsten van reanimatie na een trauma zijn zeer slecht. Het slachtoffer met mogelijk wervelletsel wordt niet preventief op de rug gedraaid voor het geval reanimatie later noodzakelijk zou zijn. Daarnaast hebben slachtoffers die na een ongeval gereanimeerd moeten worden geen prioriteit boven slachtoffers met andere stoornissen in de vitale functies indien er sprake is van meerdere slachtoffers en onvoldoende hulpverleners.[1] Een slachtoffer dat wel nog enige vorm van vitale functies heeft wordt dus eerst geholpen indien er meerdere slachtoffers bij een ongeval zijn.

Zwangeren

Bij een zwangere die tijdens een circulatiestilstand op haar rug ligt, drukt het gewicht van de baarmoeder en baby de onderste holle ader (vena cava inferior) dicht, die iets rechts van het midden in de buikholte loopt. Hierdoor wordt de aanvoer van bloed naar het hart belemmerd en zal er bij reanimatie minder bloed worden rondgepompt. Dit is te voorkomen door onder de rechter flank en heup een opgevouwen deken te leggen, waardoor het slachtoffer iets naar links kantelt en het probleem wordt opgelost. De terugvloed van bloed naar het hart wordt hierdoor bevorderd.

Niet-reanimerenpenning

Sommige mensen hebben de uitdrukkelijke wens om niet gereanimeerd te worden. Zij kunnen dit kenbaar maken doormiddel van een schriftelijke wilsverklaring of de niet-reanimerenpenning van de NVVE, welke een rechtsgeldige wilsverklaring is. Wanneer de niet-reanimerenpenning wordt aangetroffen voor aanvang van de reanimatie wordt in principe niet gestart met reanimatie. Er wordt echter niet gezocht naar de aan- of afwezigheid van een penning bij start van de reanimatie. Wanneer reanimatie reeds gestart is en de niet-reanimerenpenning wordt aangetroffen bij het ontbloten van de borstkas voor het aanbrengen van de AED, dan staat het de eerstehulpverlener vrij om de reanimatie te staken of door te gaan met reanimeren totdat professionele hulpverleners gearriveerd zijn. Professionele hulpverleners zullen dan de reanimatie staken.

Lees meer over de niet-reanimerenpenning.

Externe links


  • Aflevering van Zembla over de matige kansen op succes bij reanimatie van ouderen:

http://zembla.vara.nl/Nieuws-detail.2624.0.html?&tx_ttnews%5Btt_news%5D=49516&tx_ttnews%5BbackPid%5D=1974&cHash=a122b9f30dcc36c76fd60bbe59a71736

Bronvermelding

Op deze pagina wordt onder andere gebruik gemaakt van de volgende bronnen:[2][3]

  1. Handleiding Instructeurs Eerste Hulp, bij 26ste druk, 2e editie (Het Oranje Kruis, 2011)
  2. Lesboek basale reanimatie inclusief de AED, W de Vries et al (Nederlandse Reanimatie Raad, 2011) ISBN 978-90-811084-3-0
  3. Richtlijnen reanimatie 2010 in Nederland en België, JP Nolan et al. (Nederlandse Reanimatie Raad, 2010) ISBN 978-90-811084-2-3