Suikerziekte

Uit Eerste Hulp Wiki
Versie door Pim (Overleg | bijdragen) op 20 mrt 2011 om 20:00

Ga naar: navigatie, zoeken

Diabetes mellitus Inleiding Diabetes mellitus, ook wel bekend als suikerziekte, is een ziekte waarbij de glucoseconcentratie in het bloed is toegenomen door een ‘tekort’ aan insuline. Insuline is een hormoon dat geproduceerd wordt door de eilandjes van Langerhans in de pancreas. Het zorgt ervoor dat glucose in spier- en vetcellen kan worden opgenomen en bevordert de vorming van glycogeen in de lever. Ook speelt insuline een rol in het vet- en eiwitmetabolisme, het bevordert namelijk de productie van eiwitten en triglyceriden. Insuline is een hormoon dat geproduceerd wordt door de eilandjes van Langerhans in de pancreas. Het zorgt ervoor dat glucose in spier- en vetcellen kan worden opgenomen en bevordert de vorming van glycogeen in de lever. Ook speelt insuline een rol in het vet- en eiwitmetabolisme, het bevordert namelijk de productie van eiwitten en triglyceriden. Pathofysiologie Diabetes mellitus kent twee vormen, type 1 en type 2. Bij type 1 is er sprake van een absoluut insulinetekort (insulinedeficiëntie), doordat de pancreas geen insuline meer aanmaakt. Insuline is noodzakelijk voor het transport van glucose de cel in. Daarom resulteert dit insulinetekort in een verhoogde concentratie van het glucose in het bloed. Type 1 diabetes komt op alle leeftijden voor. Door de volledige afwezigheid van insuline kunnen deze patiënten alleen behandeld worden met insulineinjecties. Type 2 diabetes is een combinatie tussen verminderde gevoeligheid voor insuline (insulineresistentie) gevolgd door een insulinedeficiëntie. In eerste instantie kan de insulineresistentie nog gecompenseerd worden door een toename van de insuline productie, maar uiteindelijk kan het lichaam dit compensatiemechanisme niet meer waarmaken en ontstaat er diabetes mellitus type 2. Type 2 komt vooral voor bij patiënten met overgewicht en ouder dan 40 jaar. Risicofactoren voor type 2 zijn onder andere een positieve familieanamnese. Type 2 diabetes heeft meerdere behandelopties. Vanwege het feit dat vetcellen zorgen voor een verminderde gevoeligheid voor insuline is de behandeling in eerste instantie gericht op het verminderen van het overgewicht met behulp van een dieetadvies. Indien het afvallen niet lukt of onvoldoende effect heeft kunnen er bloedsuikerverlagende middelen worden gebruikt. Als ook deze onvoldoende werkzaam zijn kan er met insuline worden gestart. Symptomen en klachten Hyperglycaemie Hyperglycaemie is een staat waarin de patiënt een te hoge glucoseconcentratie in het bloed heeft. De symptomen ontstaan geleidelijk en komen voornamelijk voor bij mensen die niet bekend zijn met diabetes of mensen waarbij de behandeling onvoldoende werkzaam is. De hoge glucoseconcentratie zorgt voor vele symptomen. Zo kunnen de nieren de hoge concentratie glucose in de voorurine niet volledig resorberen wat leidt tot een verhoogde excretie van glucose (vandaar de naam diabetes mellitus: honingzoete urine) en daarmee ook van water. Het slachtoffer moet zodoende veel plassen (polyurie), wat leidt tot erge dorst en veel drinken (polydipsie). Indien de vochtinname onvoldoende is kan dit dehydratie tot gevolg hebben. Indien er sprake is van een volledige afwezigheid van insuline (alleen bij type 1) kan dit leiden tot ketoacidose. Het insuline tekort zorgt voor een versnelde afbraak van triglyceriden naar vrije vetzuren, deze worden vervolgens omgezet naar ketonzuren. Deze ketonzuren worden uit de lever getransporteerd naar het perifere weefsel (vooral hersenen en spieren) en daar geoxideerd, waardoor ze energie leveren. Tijdens de omzetting van vet naar glucose komt er een klein gehalte aan aceton vrij wat ruikt als nagellakremover. Deze ketonzuren kunnen ook een metabole acidose veroorzaken. Om de pH in het bloed constant te houden probeert het lichaam de acidose te compenseren door meer CO2 uit te scheiden. Dit leidt tot hyperventilatie waarbij de ademhaling, door de gevormde ketonzuren, naar aceton ruikt. Symptomen passende bij een hyperglycaemie zijn: · Veel dorst, veel drinken, veel plassen · Warme en droge huid · Weke pols · Hyperventileren en een adem ruikend naar aceton, wat past bij een keto-acidose (voornamelijk bij diabetes mellitus type 1) · Misselijkheid en braken 5BOSA2 – Vaardigheden Acute Geneeskunde 125 · Slaperigheid, moeheid en indien er sprake is van een ernstige hyperglycaemie een bewustzijnsdaling die kan leiden tot een coma Hypoglycaemie Als de glucoseconcentratie te laag is, is er sprake van een hypoglycaemie. Een hypoglycaemie kan bij een diabeet door verschillende zaken worden veroorzaakt, bijvoorbeeld door te weinig eten, teveel energie gebruik door veel inspanning maar ook door teveel gespoten insuline. Er is dan een gebrekkige glucosetoevoer naar de hersenen. Dit glucosetekort in de hersenen kan leiden tot symptomen als: · Verhoogde hartfrequentie en krachtige pols · Hyperventilatie en geeuwen · Bleke, klamme en/of bezwete huid · Duizeligheid en hoofdpijn · Trillen en zwak voelen · Hongerig, geen dorst · Ongecoördineerd, verward en onrustig gedrag (wat sterk op dronkenschap kan lijken) · Bij een ernstige hypoglycaemie kan een bewustzijnsdaling en uiteindelijk een coma ontstaan Een belangrijk verschil tussen de hyper en hypoglycaemie is het tijdsbeloop. Een hyperglycaemie ontstaat langzaam (bijna sluipend) en de klachten ontwikkelen zich in de loop van enkele dagen of weken. De klachten bij een hypoglycaemie daarentegen ontstaan in korte tijd (in minuten tot uren) en kunnen (met name bij pas gediagnosticeerde diabeten) onverwacht optreden. De EHBO-er zal doorgaans vaker te maken krijgen met een hypoglycaemie, omdat slachtoffers met een hyperglycaemie zich meestal bij de huisarts melden met klachten als polyurie en polydipsie. Overzichtstabel symptomen diabetes mellitus Hyperglycaemie Hypoglycaemie droge, warme huid erge dorst, veel plassen slaperig en moe adem ruikend naar aceton (keto-acidose) misselijkheid en braken weke pols hyperventilatie bleke, klamme huid hongerig verward, onrustig en ongecoördineerd gedrag trillerig en zwak voelen verhoogde hartfrequentie en krachtige pols hyperventilatie en geeuwen Handelen Ga bij een hyperglycaemie na of het slachtoffer bekend is met diabetes en zo ja of hij insuline gebruikt. Is het slachtoffer bekend met diabetes mellitus en bij bewustzijn dan dient het slachtoffer zelf de bloedsuikerconcentratie te bepalen en indien hij insuline gebruikt, in overleg met de huisarts extra insuline te spuiten. Een EHBO-er dient nooit zelfstandig insuline toe. Als het slachtoffer geen insuline gebruikt of onbekend is met diabetes mellitus, dient het slachtoffer naar de huisarts te worden gebracht voor verdere behandeling en beleid. Is het slachtoffer verminderd bij bewustzijn of zelfs comateus dan wordt er gehandeld volgens het comaprotocol en moet een ambulance worden gebeld. Iemand met een hypoglycaemie heeft zo snel mogelijk suiker nodig. Indien het slachtoffer goed bij bewustzijn is, kan je suikerwater laten drinken of suikerklontjes, jam of honing geven. Dextro Energy is een zeer effectieve druivensuiker. Laat het slachtoffer hierna ook een boterham eten om een nieuwe hypoglycaemie te voorkomen. Als het slachtoffer buiten bewustzijn is, dient er zo snel mogelijk een ambulance te komen. Let op, geef een slachtoffer met een hypoglycaemie nooit insuline, dit verlaagt de glucoseconcentratie nog meer en verergert de situatie van het slachtoffer. 5BOSA2 – Vaardigheden 126 Acute Geneeskunde Handelen Hyperglycaemie Hypoglycaemie laat bloedsuiker meten en eventueel insuline toedienen (niet door EHBO-er) indien het slachtoffer onbekend is met diabetes, naar de huisarts brengen indien het slachtoffer comateus is, slachtoffer als zodanig behandelen en een ambulance waarschuwen geef suikerwater en een boterham indien het slachtoffer comateus is, slachtoffer als zodanig behandelen en een ambulance waarschuwen NOOIT insuline toedienen Gerelateerde problemen Diabetes mellitus is een chronische systeemziekte die op de lange termijn vele complicaties kent. Deze zijn onder te verdelen in macrovasculaire complicaties en microvasculaire complicaties. De macrovasculaire complicaties zijn onder andere CVA, TIA, myocardinfarct en angina pectoris. De microvasculaire complicaties kunnen problemen aan perifere zenuwen (neuropathie), aan de ogen (retinopathie) of aan de nieren (nefropatie) zijn. Hierover zal in andere blokken uitgebreid op worden teruggekomen.