Breathing
Nadat de luchtweg is veilig gesteld, is de volgende schakel in de keten van vitale functies de ademhaling (breathing).
Inhoud
Anatomie
De anatomie van het ademhalingsstelsel bestaat uit: de linker en rechter long, de ademhalingsspieren (het middenrif, de tussenrib spieren, de nekspieren) en de zenuwen die de ade
Normale functie
Zuurstof is in het lichaam nodig om glucose om te zetten naar koolzuur (CO2) en energie. Als er geen zuurstof beschikbaar is, wordt de glucose anaëroob afgebroken waarbij melkzuur ontstaat. Dit melkzuur beschadigt de cellen en zorgt uiteindelijk voor onherstelbare schade. Bij een normale inademing duwt het diafragma (middenrifspier) naar beneden, terwijl de ribben voorkomen dat de borstkas naar binnen wordt geduwd. Zo ontstaat een onderdruk t.o.v. de buitendruk in de longen, waarna zuurstof naar binnen stroomt. Bij een uitademing ontspannen deze spieren zich, waarna de lucht zachtjes naar buiten wordt geduwd door een relatieve overdruk in de longen. Iemand die in ademnood komt, zal met kracht lucht naar binnen proberen te zuigen en er weer uit te persen om zo snel mogelijk zo veel mogelijk zuurstof in en koolzuur uit zijn longen te krijgen. Hierbij zijn diverse hulpademhalingsspieren betrokken. Dit is te zien aan opgetrokken schouders, aangespannen nekspieren en krachtig gebruik van tussenribspieren. Dit is een krampachtige manier van ademhalen, en het is belangrijk dit tijdig te herkennen. Patiënten zullen namelijk na verloop van tijd uitgeput raken. Een normale ademhaling houdt het volgende in: - een frequentie tussen de 10 en de 20 (globaal). - zuurstof wordt opgenomen in het bloed (oxygenatie) en er is een saturatie tussen de 95 en 100%. - koolzuur (CO2) wordt uitgescheiden (ventilatie).
Afwijkingen in de ...
Alle mensen hebben zuurstof nodig, en als het lichaam niet genoeg zuurstof binnen krijgt zal het proberen zo veel mogelijk lucht de longen in te krijgen. Dit is te merken aan een hoge ademfrequentie, diepe ademhalingen en het gebruik van de hulpademhalingsspieren. Let op dat een uitgeput slachtoffer nog slechts zeer oppervlakkig adem haalt, en niet iedere respiratoire insufficiëntie gepaard gaat met een hoge ademfrequentie. Als dit niet voldoende is, en de patiënt krijgt nog steeds niet voldoende zuurstof binnen, zal dat ook te zien en te meten zijn aan de patiënt. De vingertoppen en lippen van de patiënt kleuren blauw (cyanose) en de saturatie daalt. Normaal ligt deze tussen de 95 en 100% (het aantal rode bloedcellen waaraan zuurstof is gebonden), maar een saturatie onder de 90% is een duidelijke aanwijzing van een tekort aan zuurstof. Een patiënt met een respiratoire insufficiëntie (een niet voldoende ademhaling) kan zuurstof toegediend krijgen ter ondersteuning, of afhankelijk van de reden van de insufficiëntie, medicatie. Tot slot: als het lichaam de ademhalingsfrequentie te ver probeert op te schroeven, zal de ademhaling steeds minder effectief worden omdat de ademteugen kleiner worden. Na verloop van tijd zal de ademhaling zelfs effectief stoppen omdat er alleen lucht in de dode ruimte (de lucht in de trachea) heen en weer bewogen wordt. Een groter probleem is een patiënt die helemaal geen adem meer haalt (apneu). Hier kunnen verschillende redenen voor zijn. Allereerst moet de airway gezekerd worden, wat betekent dat een patiënt geïntubeerd wordt als er met een kinlift/jawthrust geen ademhaling op gang komt. Andere redenen voor apneu kunnen zijn: een circulatiestilstand, een spanningspneumothorax of een neurologische aandoening. De spanningspneumothorax en de intubatie worden nader toegelicht in het onderdeel ALS assistentie op pagina 31.
Alarmsymptomen | Koptekst |
---|---|
Celtekst | Celtekst |
Celtekst | Celtekst |
Celtekst | Celtekst |
Celtekst | Celtekst |
Controles in de ...
Welke controles en hoe?
Handelingen in de ...
Welke handelingen, hoe waarom?
Aandoeningen
Welke aandoeningen?
Samenvatting
Overzicht
Pneumothorax Spanningspneumothorax Fladderthorax Saturatiemeter Met dank aan: Daan Weerheijm.